1683-1865: politieke ontwikkelingen
1683-1795: de Geoctroyeerde Sociëteit van Suriname
Tot 1795 was Suriname eigendom van de Geoctroyeerde Sociëteit van Suriname. Dit was een vereniging van de eigenaren van Suriname: de rijke edelman Cornelis Van Aersen van Sommelsdijck de stad Amsterdam en de West-Indische Compagnie (WIC)
Cornelis van Aerssen van Sommelsdijk.
Door Adriaen Hanneman, 3e kwartr 17e eeuw
Elke eigenaar had voor eenderde deel het eigendom op Suriname. Ondanks pogingen om van Suriname een winstgevende kolonie te maken, slaagde deze vereniging hier niet in.
1795-1799: Suriname onder de Bataafse Republiek
Door een omwenteling in Nederland kregen de Nederlandse gewesten in 1795 de naam Bataafse Republiek. Met Franse steun was de Nederlandse burgerij tegen de regenten in opstand gekomen. De rijke burgers namen het bestuur over en zorgde voor veel veranderingen. Een van deze veranderingen was het afschaffen van de Geoctroyeerde Sociëteit. Omdat deze vereniging niet genoeg geld meer kon opbrengen om Suriname te beheren, kwam de kolonie nu onder direct gezag van de staat.
Suriname en alle andere koloniën in West-Indië kwamen nu onder een Comité van Koloniën. Dit was echter maar van korte duur. In 1796 raakte de Bataafse Republiek, als bondgenoot van Frankrijk, in oorlog met Engeland. In 1799 werden de Nederlandse koloniën, waaronder ook Suriname, door de Engelsen veroverd.
De Bataafse Republiek tussen 1798 en 1801
1799-1816: de Engelse overheersing
Met een onderbreking van twee jaar bleef de Engelse overheersing in Suriname tot 1816. In de kolonie veranderde er niet veel. In plaats van een Nederlandse gouverneur kwam er een Engelse. In 1808 verboden de Engelsen de invoer van slaven. Dit had echter weinig effect, want via smokkel kwamen er bijna evenveel slaven het land binnen als voor het verbod.
1815: het ontstaan van het Koninkrijk der Nederlanden
Nadat Napoleon was verslagen, ontstond tijdens het Congres van Wenen in 1814-1815 het Koninkrijk der Nederlanden. Dit is nog steeds de officiële naam van Nederland. Toen Frankrijk verslagen was en de rust in Europa was teruggekeerd, spraken de overwinnaars (onder andere Engeland, Rusland, Pruisen en Oostenrijk) af dat Nederland zijn koloniën van Engeland terugkreeg, behalve de Kaapkolonies, Ceylon, Bebice, Demara, Essequibo en Pomeroon. De laatste vier zouden samen Brits-Guyana gaan vormen.
In 1815 kreeg het Koninkrijk der Nederland een nieuwe grondwet. Het bestuur van de koloniën kwam nu direct in handen van de Nederlandse vorst: koning Willem I. De koning bestuurde de koloniën door middel van Koninklijke Besluiten. hij kon daarmee volledig zelfstandig besluiten nemen, zonder daar iemand toestemming voor te vragen. Wel was er een minister van koloniën die de besluiten voorbereidde.
Portret van Koning Willem I door
Joseph Paelinck, 1815
Met deze Koninklijke Besluiten was een einde gekomen aan de autonomie (zelfbestuur) van de kolonisten in Suriname. Door het octrooi (alleenrecht) van de Sociëteit van Suriname hadden deze kolonisten voorheen veel meer zelfbestuur gekregen dan in de andere Nederlandse koloniën. De kolonisten hadden via onder andere het Hof van Politie veel inspraak in het koloniale bestuur gehad. De nieuwe grondwet van het Koninkrijk der Nederlanden maakte hier een einde aan.
De gevolgen van de afschaffing van de slavenhandel
Toen Suriname door Engeland werd overheerst, was de slavenhandel door de Britten afgeschaft. Toen Nederland in 1814-1815 een nieuw Koninkrijk werd en een nieuwe grondwet kreeg, bleef de slavenhandel voor Nederlandse onderdanen verboden. Koning Willem I handelde daarbij niet uit vrije wil, maar moest toegeven aan de druk van Engeland om het verbod te handhaven. De Engelsen vreesden in een ongunstige concurrentiepositie te komen als andere landen door de slavenhandel vanuit Afrika aan goedkope slavenarbeid konden komen.
Het verbod op het handelen van slaven werd echter op grote schaal overtreden door illegale slavenhandelaren, die met kleine, snelle schepen hun slaven op de kust van Suriname afzetten. Pas in 1826 werd de illegale invoer van slaven vrijwel onmogelijk gemaakt door een nieuw systeem van slavenregistratie.
Nu het niet meer mogelijk was slaven in te voeren werd het duidelijk dat de plantage-kolonie Suriname op het punt stond behoorlijk te veranderen. Tot nog toe lag onder de slaven het sterftecijfer veel hoger dan het geboortecijfer. Om te voorkomen dat de slavenbevolking uit zou sterven was het belangrijk om de levensomstandigheden van de slaven te verbeteren. Daarom werd in 1828 onder andere bepaald dat er verbetering kwam van de werktijd, voeding en kleding van de slaven.
Johan Rudolf Thorbecke (1798-1872),
minister van Staat en minister van Binnenlandse Zaken.
Schilder: Johan Heinrich Neuman, ca 1852
1848: De grondwetsherziening
Uit angst voor een revolutie zag koning Willem II zich in 1848 genoodzaakt zijn macht over te dragen aan een volksvertegenwoordiging. Door de grondwetsherziening van Thorbecke kwam een einde aan de Koninklijke Besluiten, waarmee de koning volledig zelfstandig beslissingen kon nemen. Vanaf nu lag de wetgevende macht over de koloniën bij de volksvertegenwoordiging en de regering. Dit was voor Suriname een gunstige ontwikkeling, omdat vanaf nu de publieke opinie (de mening van het Nederlandse volk) meespeelde over besluiten die in Suriname genomen werden.
De eerste belangrijke wet voor Suriname na 1848 was de afschaffing van slavernij in 1863.
1865: de invoering van de Koloniale Staten
Een andere beslissing van de nieuwe regering, onder leiding van Thorbecke, was de invoering van de Koloniale Staten in 1865. Hiermee kregen de kolonisten inspraak in het bestuur van Suriname. De Koloniale Staten kregen onder andere het recht om wetten, die door de gouverneur werden voorgesteld, goed of af te keuren. De Koloniale Staten leek dus op de volksvertegenwoordiging zoals die in Nederland. Een belangrijk verschil met de Nederlandse volksvertegenwoordiging was echter dat de Nederlandse gouverneur in Suriname zich niks hoefde aan te trekken van de uitspraken van de Koloniale Staten. Ondanks het feit dat de Koloniale Staten feitelijk nauwelijks meetelden in het bestuur, was het een belangrijke ontwikkeling. De komst van de Koloniale Staten legde namelijk een basis voor de Surinaamse volksvertegenwoordiging, die in de 20e eeuw steeds meer invloed zou krijgen.
Terug
|