HOME INLEIDING OPDRACHT VERWERKING BRONNEN AFSLUITING DOCENT
 

1975: Suriname wordt onafhankelijk


1950: de eerste verlangens naar onafhankelijkheid
Onder de Surinamers bestond er weinig verlangen om van Suriname een onafhankelijk land te maken. De eerste eisen voor onafhankelijkheid kwam dan ook niet uit Suriname zelf, maar uit Amsterdam. Daar hadden creoolse studenten in 1950 de vereniging 'Wi Egi Sani' ('Onze Eigen Zaak') opgericht. Deze beweging wilde onafhankelijkheid van Suriname en spande zich in voor de ontwikkeling van de creoolse cultuur in Suriname. Zo wilde deze vereniging 1 juli, de dag van de afschaffing van de slavernij, tot nationale feestdag uitroepen. Ook eisten zij de invoering van het Sranan Tongo als nationale taal, en de oprichting van een standbeeld voor marronleider Boni. In Suriname werd Wi Egi Sani vertegenwoordigd door Eddy Bruma.


Eddy Bruma voorman van Wi Egi Sani in Suriname

1963: de oprichting van de PNR
In 1959 richtte een aantal leden van Wi egi Sani de Nationalistische Beweging Suriname op, die twee jaar later werd omgezet in een politieke partij: de Partij van de Nationalistische Republiek (PNR). Deze partij, geleid door Eddy Bruma, zou de enige partij zijn die constant naar onafhankelijkheid streefde. Het liefste wilde deze partij dat Suriname op 1 juli 1963 onafhankelijk zou worden, precies een eeuw na de afschaffing van de slavernij. Omdat de NPS, de grote creoolse partij, bang was om stemmen te verliezen aan de nieuwe PNR, begon de NPS zich ook nationalistisch te uiten.

Nationalistische verlangens zorgen voor verdeeldheid in de Surinaamse samenleving.
De nationalistische ideeën en activiteiten van de creolen zorgden voor grote verdeeldheid in de Surinaamse samenleving. Veel Hindostanen waren tegen onafhankelijkheid omdat ze bang waren dat ze dan onderdrukt zouden worden door de creolen. Dit gebeurde ook in het buurland Brits-Guyana. Net als in Suriname leefden hier veel creolen en Hindostanen. Na de onafhankelijkheid kregen de creolen daar de macht in handen en werden de Hindostanen onderdrukt. Tijdens een conflict tussen deze twee bevolkingsgroepen ging de hoofdstad Georgetown in vlammen op en vielen vooral onder de Hindostanen doden. Deze ontwikkelingen zorgde voor een steeds grotere bezorgdheid onder de Surinaamse Hindostanen.


Henck Arron ondertekend de onafhankelijkheidsverklaring

1973: creolen winnen de verkiezingen
Een belangrijke ontwikkeling in het onafhankelijk worden van Suriname waren de verkiezingen van 1973. Tot dan toe hadden Hindostanen en creolen samen het land bestuurd. Nu was een samenwerking tussen de twee groepen niet meer mogelijk. Voordat deze verkiezingen begonnen liet Henck Arron, de leider van de NPS, weten dat hij Suriname al in 1974 onafhankelijk wilde hebben. De leider van de Hindostaanse partij, Jagernath Lachmon, was hier fel op tegen. Hij vond dat de eerste 25 jaar nog geen sprake kon zijn van onafhankelijkheid. De verkiezingen werden gewonnen door de creolen. De Hindostanen konden niet meeregeren en kwamen in de oppositie.

1974: Nederland wil meewerken aan de Surinaamse onafhankelijkheid
Op 15 februari 1974 liet Arron weten dat Suriname in 1975 onafhankelijk zou worden. Hiervoor was echter de instemming nodig van Nederland. Nederland wilde om verschillende redenen maar al te graag meewerken aan de Surinaamse onafhankelijkheid.

  1. De eerste reden was dat de meeste Nederlanders niet beschuldigd wilden worden van kolonialisme. Internationaal gezien kwam er steeds meer kritiek op landen met kolonieën.
  2. Daarnaast had Nederland in het verleden veel problemen gehad met koloniën die onafhankelijk wilde worden. Zo was bij de onafhankelijkheid van Indonesië veel oorlog gevoerd en dat wilde men niet nog eens meemaken.
  3. Een derde reden voor Nederland om zo spoedig mogelijk van Suriname af te komen waren de grote aantallen Surinamers die naar Nederland trokken. Surinamers waren namelijk Nederlands staatsburger en konden als ze dat wilden zich in Nederland vestigen. Omdat de leefomstandigheden en vooruitzichten in Suriname vele malen slechter waren, kozen veel Surinamers er voor om naar Nederland te verhuizen. Nederland had op dat moment echter te maken met een oliecrisis, waardoor er weinig werkgelegenheid was. Veel Surinamers die naar Nederland trokken konden geen werk vinden en kwamen in de bijstand terecht. Bij veel Nederlanders ontstond daardoor het vooroordeel dat Surinamers lui zijn en naar Nederland kwamen om van de verzorgingsstaat te profiteren.

1974: de besprekingen over onafhankelijkheid gaan van start
Zowel de creoolse volksvertegenwoordiging, als de Nederlanders stonden positief over het onafhankelijk worden van Suriname. Hierdoor werd er in 1974 een start gemaakt met de besprekingen. De besprekingen gingen met name over twee punten.

  1. Het eerste punt van de besprekingen ging over de emigratie van Surinamers naar Nederland. Nederland wilde de immigratie stopzetten. Lachmon, de leider van de Hindostaanse partij, was het hier niet mee eens. Hij was bang dat de onafhankelijkheid zou uitlopen op een creoolse heerschappij. Lachmon vond dat de Hindostanen na de onafhankelijk de kans moesten krijgen om een eventuele creoolse onderdrukking te ontvluchten. Afgesproken werd dat Surinamers zich tot 1980 vrij in Nederland konden vestigen (zonder een verblijfsvergunning aan te vragen).
  2. Het tweede punt van de besprekingen ging over de ontwikkelingshulp die Suriname in de toekomst van Nederland zou krijgen. De Nederlandse hadden zich voorgenomen 800 miljoen gulden te geven, maar de Nederlandse politici gingen erg voorzichtig de onderhandelingen in. De Surinaamse onderhandelaars wisten er daarom 3,5 miljard gulden van te maken. Dit was in ongeveer 10.000 gulden per hoofd van de Surinaamse bevolking! Het geld zou over een periode van tien tot vijftien jaar aan Suriname worden gegeven.


Na het onafhankelijk worden stonden de kranten in Suriname nog dagenlang vol met artikelen over dit onderwerp.
Links een zeer optimistisch stuk over de kersverse onafhankelijkheid uit 'De West' van 27 november 1975. In het midden zie je uit dezelfde krant een foto met onderschrift van prinses Beatrix, die toentertijd nog geen koningin was.
rechts zie je een gedeelte van een artikel uit 'De Ware Tijd' van 25 november 1975. Hierin wordt de hele geschiedenis van het onafhankelijk worden beschreven voor de Surinaamse bevolking.

1975: Suriname wordt onafhankelijk
Hoewel de onderhandelingen soepel verliepen ontstond er onder de Javaanse en Hindostaanse bevolking veel onvrede. Ook veel creolen zagen een onafhankelijk Suriname niet zo zitten, omdat ze verwachtten dat Suriname dat economisch gezien nooit zou redden. Tienduizenden emigreerden naar Nederland en er werd massaal gedemonstreerd. Deze protesten mochten niet baten: op 25 november 1975 werd de onafhankelijke Republiek Suriname uitgeroepen. In Paramaribo werd een groot feest gevierd door degene die het wel een feest waard vonden.

Politiek gezien zorgde de onafhankelijkheid niet voor veel veranderingen. Suriname mocht al sinds de oprichting van het statuut in 1954 een eigen binnenlandse politiek voeren. Suriname kon nu een eigen buitenlandse politiek voeren en werd nu zelf verantwoordelijk voor de verdediging van het land.

 

Terug